hang | EUdict | English>Dutch

Results for: hang

English	Dutch
hang	hangen, ophangen; afhankelijk zijn; (in computers) blijft steken; ophouden te werken
Hang	Hangen ()
hang fire	langzaam {met schieten}
hang in the balance	op de weegschaal zitten
hang on like grim death	met alle kracht ergens aan vasthouden
hang oneself	verblijf (Slang); plaats waar iemand vaak komt
hang up	ophangen (v)
hang-glider	hang-glider
to hang over	overhangen
to hang; to be suspended; to suspend; to stick; to seize	hangen
to lean over; to hang over; to incline forward	vooroverhellen

Translations: 1 – 11 / 11

Total number of language pairs: 544
Total number of translations (in millions): 15.4